Onze begeleidingsmethode
Hier vind je uitleg over onze methode voor de begeleiding van leerlingen.

Motiverend en Inspirerend Begeleiden
Voor de begeleiding van onze leerlingen maken wij gebruik van wat wij noemen het 'Huiswerk Huis'. Dit is het bouwwerk wat model staat voor onze methodiek Motiverend & Inspirerend Begeleiden. We leggen ons model uit van onder naar boven.
Fundering
De fundering van ons 'Huiswerk Huis' is gebaseerd op een aantal wetenschappelijke theorieën.
De eerste laag van de fundering is gebaseerd op de agologie (Cozijnsen & Vrakking, 1982), de wetenschap van het opvoedend en vormend handelen. Specifiek in ons geval richten wij ons op de agogiek, de leer van het begeleiden, aansturen of mogelijk maken van veranderingsprocessen bij leerlingen, zodat ze meer grip krijgen op het leren te leren. Bij de intake kijken we met name naar de bijbehorende kenmerken: moeten, willen en kunnen (Metselaar & Cozijnsen, 2011).
-
Moeten gaat over de druk vanuit de omgeving van de leerling, in hoeverre ligt er druk van buitenaf op een leerling. Dit bijvoorbeeld druk vanuit ouders als het gaat om het halen van een diploma, maar ook bijvoorbeeld druk vanuit de vriendenkring, is het bijvoorbeeld in de vriendenkring 'not done' om huiswerk te maken.
-
Willen gaat over de intrinsieke waarde van een leerling, de mate waarin de leerling vanuit zichzelf succesvol wil zijn als het gaat over het presteren op school. Niet zelden botst dit met de fase van ontwikkeling waarin de leerling zich op dat moment bevindt, met als voorbeeld de pubberen leerling die zich afzet tegen de gevestigde orde (ouders en school) en waarden.
-
Kunnen gaat over het cogitieve vaardigheden of in andere woorden, het vermogen van het brein. Cognitieve vaardigheden of vermogens hebben te maken met de mate waarin je in staat bent om kennis en informatie op te nemen en te verwerken.
De tweede laag van de fundering is gebaseerd op het wetenschappelijk inzicht in het motiveren van leerlingen. Er zijn verschillende theorieën over motivatie. De meest populaire theorie in het onderwijs is de zelfdeterminatie theorie van Deci & Ryan (1985; 2000). Deze theorie wordt in vele onderzoeken gehanteerd en getoetst aan de praktijk. Hierdoor kunnen de hoofdlijnen uit de theorie ook relatief gemakkelijk worden vertaald naar een aantal handvatten voor in de praktijk. De zelfdeterminatie theorie maakt allereerst onderscheid tussen intrinsieke motivatie (vanuit autonomie) en extrinsieke motivatie (vanuit de relatie). Intrinsieke motivatie is motivatie die van binnenuit komt, de leerling is vanuit zichzelf gemotiveerd om iets te leren waarin hij of zij zelf geïnteresseerd is. Bij extrinsieke motivatie zorgen externe prikkels dat de leerling gemotiveerd is, zoals een beloning in de vorm van een hoog cijfer. Intrinsieke motivatie zorgt vaak voor betere leerresultaten.Volgens Deci & Ryan (1985; 2000) kunnen docenten en begeleiders de intrinsieke motivatie verhogen als ze weten in te spelen op drie psychologische basisbehoeften:
-
Autonomie. De leerling heeft de vrijheid om huiswerk naar eigen inzicht te kunnen uitvoeren en heeft invloed op wat hij of zij doet.
-
Gevoel van competentie. Het vertrouwen dat de leerling moet hebben in eigen kunnen. Een leerling moet het vertrouwen hebben dat hij of zij in staat is de opleiding met succes af te ronden.
-
Relatie, sociale verbondenheid. De verbondenheid met de omgeving, ofwel vertrouwen hebben in anderen. En een positief klimaat in de leerlomgeving; leerlingen moeten zich vrij voelen om vragen te stellen en niet bang zijn om fouten te maken.
De derde laag van de fundering is gebaseerd op de ‘Theory of Planned Behavior’ in Nederland bekend als ‘Theorie van Gepland Gedrag’. Dit is een veelgebruikt model dat zich richt op het verklaren en veranderen van bewust gedrag. Het model is ontwikkeld door sociaal psycholoog Icek Ajzen (Ajzen, 2004). Ajzen stelt dat bewust gedrag direct voortkomt uit de intentie om het gedrag te vertonen. De intentie wordt volgens Ajzen bepaald door drie gedragselementen:
-
Attitude gaat over de houding van een leerling ten opzichte van het gedrag. Wanneer leerling een positieve houding ten opzichte van het gedrag heeft, is de kans groter dat de leerling het gedrag bewust zal vertonen (huiswerk maken en het leren te leren).
-
Subjectieve norm(en). De subjectieve norm gaat over datgene wat de persoon denkt dat anderen – in zijn directe omgeving – vinden van het uit te voeren gedrag (het huiswerk maken en het leren te leren) en hoe zij hierover oordelen. Wanneer de persoon denkt dat anderen het gedrag als normaal of goed beschouwen, is de kans groter dat de persoon het gedrag bewust zal vertonen.
-
Waargenomen gedragscontrole. De waargenomen gedragscontrole gaat over de mate waarin de leerling gelooft dat het gedrag (het huiswerk maken en het leren te leren) eenvoudig uit te voeren is. Dit gaat zowel om de eigen vaardigheden als om de omgevingsfactoren die het gedrag bevorderen of belemmeren. Wanneer de leerling gelooft dat gedrag eenvoudig is uit te voeren, is de kans groter dat de leerling het gedrag bewust zal vertonen.
De vier peilers van ons huiswerkhuis bestaat uit de volgende elementen:
-
Plannen gaat over het plannen van het huiswerk. We plannen samen het huiswerk.
-
Uitvoeren Bij het uitvoeren van het huiswerk gaan we er vanuit dat een leerling gemiddeld 1,5 tot 2 uur per dag aan huiswerk heeft gekregen. Het maakt dan niet uit of het gaat om een leerling van het vmbo, havo of vwo, elke school geeft gemiddeld 1,5 tot 2 uur aan huiswerk per dag op (5 dagen in de week). Afhankelijk van het afgesproken aantal dagen begeleiding, verwachten dat de leerling op de afgesproken dagen bij ons het huiswerk uitvoert en op de dagen dat de leerling niet bij ons is thuis het huiswerk uitvoert.
-
Instrueren. Het instureren gaat over de momenten waarop een leerling dreigt vast te lopen bij het uitvoeren van het huiswerk en op dat moment aanvullende instructies nodig heeft om met het huiswerk verder te kunnen.
-
Controleren. Aan het einde van de dag nemen we met de leerling door welk huiswerk volgens planning is gemaakt en overhoren we het leerwerk.
Het dak van ons huiswerkhuis bestaat uit het moitoren en coachen van onze leerlingen:
-
Monitoren, we kijken naar het gedrag tijdens onze begeleiding en volgen wat de cijfers van de leerling doen.
-
Coachen Bij het uitvoeren van het huiswerk gaan we kijken op welke manier de leerling leert te leren. We kijken dan onderanderen naar de manier waarop de leerling samenvattingen maakt. Daarnaast sturen we op gedrag wat we tijdens het monitoren hebben waargenomen. We sturen dan op de gedragselementen uit de fundering van ons model.
Omdat ons model zowel uit horiontale als verticale cycli zijn opgebouwd, zijn alle elementen in het 'Huiswerk Huis' onderling met elkaar verbonden en staat met model als een huis.
Bronnen
-
Cozijnsen, A.J. & Vrakking, W.J. (1982). Inleiding in de organisatie-agologie. Theorieën, veranderkundige strategieën en cases. Alphen aan de Rijn/Brussel: Samsom Uitgeverij.
-
Deci, E.L., & Ryan, R.M. (1985) Intrinsic motivation and self-determination in human behavior. New York: Plenum.
-
Ryan, R.M., & Deci, E.L. (2000) Self-determination theory and the facilitation of intrinsic motivation, social development, and well-being. American Psychologist, 55, 68-78
-
Ajzen, I. (2004). Theory of planned behavior. In N. B. Anderson (Ed.), Encyclopedia of health and behavior (Vol. 2, pp. 793–796). Thousand Oaks, CA: Sage.
-
Metselaar, E. E., Cozijnsen, A. J., & Delft, P. v. (2011). Van weerstand naar veranderbereidheid : over willen, moeten en kunnen veranderen (7e druk, volledig herziene editie). Holland Business Publications.